Klem

 

Uit ervaring weet ik inmiddels dat mijn leven verre van vanzelfsprekend is. Immers, ik moet altijd nadenken en mijzelf erop voorbereiden als ik wat wil ondernemen. Spontaniteit staat niet in mijn woordenboek. Hooguit gebeurt dit voorbereiden wel zonder nadenken, dus noem dat dan vanzelfsprekend. Maar meestal moet ik er goed op broeden of ik niets vergeet. Begrijp je het nog? Ach, ik volg mezelf soms ook niet.

 

Daarentegen, met dat ik over vanzelfsprekendheid neuzel, realiseer ik mij dat ik juist ook een voorbeeld ben van wat een gewoontedier genoemd kan worden. Hoezo niet vanzelfsprekend? Over het algemeen ziet zo’n beetje iedere ochtend, in ieder geval wanneer ik thuis ben, er hetzelfde uit. Misschien moet iemand anders er niet aan denken, maar ik vind het prima zo. Rond 7:15 oproepen, blaasspoelen, douchen, ontbijt, koffie. Daarna laten de medewerkers mij weer alleen en kan de dag voor mij beginnen. De avonden verlopen dan wel met meer afwisseling, het moment van naar bed gaan is op een gemiddelde avond toch weer hetzelfde. Tot onlangs die ene avond heel anders eindigde dan dat ik had kunnen bedenken.

 

Tegen 22:30 wil ik naar bed en al spoedig komen twee medewerkers mij helpen. Na het tandenpoetsen wil collega A het werkblad wat voor mijn pens zit wegdraaien, zodat mijn persoontje kan worden opgetakeld. Maar de draaiknop die daartoe moet worden losgedraaid zit nogal strak. Opvallend, want dat heb ik betreffende deze schroef nooit eerder meegemaakt. Wel hoor ik soms in andere situaties een ADL’er mopperen over collega’s die kennelijk iets te fanatiek de spierballen hebben gebruikt. Dan gaat het bijvoorbeeld over wanneer urinezakken iets te stevig aan elkaar zijn verbonden. Of over het vastdraaien van de blaaspijp boven mijn mond, wanneer ik in bed lig. Daarmee kan ik mijn telefoon gebruiken en dus ook mijn omgevingsbesturing.

 

Na een aantal pogingen wordt collega B gevraagd of zij kan helpen hierbij. ‘Allemachtig, wie heeft dat rotding zo strak gedraaid?’ Dan maar collega C oproepen of die iets kan betekenen. Onderwijl ga ik steeds meer vooruit denken. Wat als? Een kwartier later staan de drie medewerkers te zwoegen in mijn slaapkamer, af en toe graaiend in een gereedschapskist naar een hopelijke oplossing. De allesoverheersende vraag is: hoe is dit in vredesnaam mogelijk? Tegen 23:00 komt de nachtdienst om twee van de drie medewerkers af te lossen. Zij die dan vrij zijn vinden het vervelend om mij zo achter te laten. Maar wat kunnen zij nog voor mij betekenen?

 

Op de valreep wordt bedacht om dan maar de brandweer te bellen. Zouden zij hiervoor komen? Dat denk ik wel. Terwijl ik weer terug naar mijn woonkamer ga en achter mijn computer duik, verdwijnen de twee nog aanwezige medewerksters naar andere cliënten. Zo’n kwartier later wordt er aangebeld. Niks geen loeiende sirenes, ook geen hoogwerker. Dan lopen er drie mannen naar binnen. Ze zien er dan wel heel stoer uit in hun brandweerpakken, vanbinnen moet ik lachen. Staan daar drie grote kerels wat beteuterd te kijken. Uiteraard, dit vul ik slechts in. Maar het lijkt of zij een der situatie nooit eerder hebben meegemaakt.

 

Even later is de knop los en zijn ze weer vertrokken.

 

- Door Geert Jan den Hengst