Door: Geert Jan den Hengst

 

Gebonden

Nu kijk ik anders tegen de realiteit aan dan gedurende die ene zondagmiddag. Op dat moment voelde ik mij niet bepaald happy. Het woord eenzaam kwam in mijn gedachten op. Het was nou niet bepaald uitnodigend weer, maar toch wilde ik naar buiten. In een andere situatie had ik daar niet over gepeinsd. Maar dan had ik de keuze om thuis te blijven zelf kunnen maken. Iets anders bedenken dan dat ik vandaag binnen zou blijven zat er dus niet in.

 

Ziek ben ik niet, mijn rolstoel functioneert prima en de lift naar beneden is ook niet defect. Het enige probleem is dat ik niemand heb om met mij naar buiten te gaan heb. Dat klinkt heel zielig en toegegeven, zo voelde ik mij op dat moment ook wel een beetje. Vijf dagen eerder was ik nog met een vriend naar buiten gegaan. Natuurlijk had ik iemand kunnen vragen. In mijn hoofd ging ik zelf voor een tweede maal al mijn bekenden langs, want ’misschien ben ik iemand vergeten te bedenken’.

 

Toegegeven, omdat ik gebruik maak van een PGB had ik natuurlijk een van de PGB-medewerkers die gedurende de week bij mij langs komen, kunnen vragen om samen te wandelen. Dat ik in plaats daarvan hen voor anderzijds begeleiding inschakelde, zoals schoonmaken of koken en onderwijl mij aan de hometrainer vastketenen, is achteraf gezien misschien een gemiste kans. Prioriteiten stellen heet dat toch? Maar waar liggen die in deze situatie? Kennelijk vind ik het moeilijk om te kiezen.

 

Wat zou het eigenlijk ideaal zijn geweest als ik een ADL’er had kunnen vragen om met mij mee naar buiten te gaan. Eerder dan dit schrijven kwam deze gedachte uiteraard niet in mij op. Gewoonweg omdat ik weet dat dit niet tot hun takenpakket behoort en ik dit nooit en te nimmer van hun kan verwachten. Trouwens, al zou het wel mogelijk en geaccepteerd zijn, had ik dat dan wel gewild? Jeetje, goeie vraag, Geert.

 

Totaal opgesloten was ik natuurlijk niet. Die middag had ik gewoon door de voordeur naar buiten kunnen gaan. Dat deed ik niet, omdat ik dat niet durf. In die zin dat ik vooraf al weet dat ik binnen 10 meter mijn frustratiegrens heb bereikt. Dan moeten de daarop volgende 10 meter huiswaarts meer dan waarschijnlijk een nog grotere opgave worden. Uiteraard had ik ook op mijn balkon kunnen gaan zitten. Dat deed ik dan ook maar, zij het met tegenzin. Waarom? Daarom.

 

Vlak nadat ik mij eenzaam durfde te voelen, wist ik die emotie gelukkig te relativeren. Werkelijke eenzaamheid is veel erger. Laat ik het maar houden op mijzelf even allenig voelen. Oké, er is op dit moment niemand waarmee ik weg kan gaan. De eenzaamheid maakte plaats voor ‘het is even niet anders’. Maar weet, ik ken genoeg mensen waarmee ik met enige regelmaat ga eten, wandelen of anderzijds op pad ga. Trouwens, al voel ik mij op zo’n middag dan even allenig, dat betekent niet dat ik mij vervelen ga of ga onderdompelen in verdriet. Ik heb altijd wel wat omhanden om mijzelf te vermaken.

 

Dat ik mij af en toe een beetje allenig voel, wie kent dat niet?