Door Gerrit Jan Tempelman (cliënt)

 

Het wordt tijd. Deze dag is echt voorbij voor mij. Mijn hoofd is leeg en zelfs mijn benen voelen zwaar. Al hebben ze bijna nooit iets te doen. Ik wil naar bed. Het liefste nu, en anders wel zo snel mogelijk.

 

Ik kom in actie. Het kastje begint te piepen en de klok begint te lopen. Piep, piep, piep… Het geluid klinkt veel te hard, veel te dringend en veel te lang. Om hieperdepieper van te worden. Eindelijk kraakt een stem door de kamer. Geeuwend laat ik van me horen. 'Met Gerrit Jan. Ik zou zo wel naar bed willen.' Ik praat langzaam, maar het antwoord komt snel. Haastig en hijgend. “Het kan nog wel eventjes kosten.” Ik buig mijn hoofd. Op momenten als deze duurt eventjes een eeuwigheid. In vredesnaam, ik ben een avondmens, geen nachtdier. Kom op nou. En laat me daarna met rust.

 

Ik staar uit het raam, de duisternis in. Maar ergens bij mij boven blijft nog een lichtje aan. Net als beneden. De dames kunnen trouwens net zo goed een dutje zijn gaan doen. Want ze brengen al de hele avond lang mensen naar bed. Vermoeiend lijkt me dat. Maar volgens mij houden ze zich aardig op de been. Ze zijn er voor mij en ze blijven er voor mij. Zelfs als de zorg nachtwerk wordt. Ook als ik straks in bed lig, staat in dit gebouw altijd iemand voor me klaar. Ik hoef maar te roepen of ze komt naar me toe. Eenzaam en alleen. In weer en wind, langs tochtige trappen en over groezelige galerijen. Zodra ze binnen is, loopt ze meteen op haar tenen en sluipt ze vriendelijk fluisterend door mijn huis. Om mij maar niet te storen. Dan gaat ze geruisloos weer naar buiten. Maar als ik morgenochtend opsta, ligt zij misschien wel wakker. Omdat de dagen druk zijn en ze niet van luieren houdt. Ik hoop daarom dat ze over zichzelf waakt. Zodat ik rustig kan slapen.

 

Ik schrik op. Wat hoor ik? Langzaam word ik me van de werkelijkheid bewust. Nee, ik heb niet zomaar zitten dagdromen. Het is echt waar wat ik daarnet allemaal dacht. Bij mijn deur wordt op de bel gedrukt.